Ode aan 4-6 R.I.

 

Vierzes, ik wil je een pluim op je verbleekte tropenpet steken.

 

Niet omdat jullie midden-Java veroverd hebben met vliegende vaandels en slaande trom, maar omdat jullie zulke doodgewone, goeie soldaten zijn.

 

Zie je, jullie dragen geen tijgerpakken of jungle karabijnen, jullie vochten ook niet in Soerabaja en Bandoeng, maar toen jullie nog geen twee weken hier waren, had je de kruitdamp al geroken.

 

Ook trokken jullie niet over Tjitaroem, maar jullie sjouwden o.a. te voet naar Plantoengan en hadden toen twee of drie dagen niet te eten.

Jullie dragen geen Amerikaanse helmen, en luchtsteun is er niet bij, maar je deed overal je plicht.

 

Jullie heldendaden staan niet in Wapenbroeders, maar één van jullie zei onder moordend vuur tegen zijn kapitein:"Laat me nou maar schieten, die 15 cent zal ik zelf wel betalen."En een ander poetste doodgemoedereerd de reserveloop van zijn Bren, toen hij voor het eerst onder vuur kwam te liggen.

 

Ik heb gezien vierzes, in Batavia en Semarang, in Toerén, Bodja en Soekaredja, in Moga en in Boemidjawa, en waar jullie zaten was het veilig.

 

Als er een bataljon naar Holland vertrekt, staat in de krant dat ze 80 patrouilles per week liepen; jullie lopen er 110!!

 

Wij zijn geen Mariniers of Stoottroepers, evenmin waren wij bij een of ander beroemde brigade, maar vierzes, als ik je zie, in Watoekoempoel, Soeradadi en Paninggaran, in Sikoeang of in Pemalang, wel vierzes, dan ben ik blij, dat ik er ook bij ben.

 

Ik zag je staan bij het graf van een gevallen kameraad, en ik zag hoe er een trek over je gezicht gleed toen er iemand gewond was, en ik wist, vierzes, dat jullie mannen waren.

 

Ook zonder tanks, vliegtuigen, flitsende auto's en donderende kanonnen, maar doodgewoon, met je geweer in je poten en 'n grijns op je gezicht.

 

Dat wou ik maar zeggen vierzes.